donderdag 27 mei 2010

De pad als prins


We hebben een mare in de tuin, een vijver. Die werden hier vroeger bij alle boerderijen gegraven, zodat er klei was om te bouwen en er daarna eenden in konden zwemmen die dan later opgegeten werden.
In de onze zitten geen eenden, maar wel een heleboel kikkers, die de nachtegalen inmiddels luidkeels overstemmen. Ik hoor ze graag, het hoort bij de eerste geluiden van lente en mooi weer. Dat gekwaak en gespring geeft bovendien het idee dat het vrolijke types zijn en dat ze muggen eten is een mooie gewoonte.

In mijn favoriete serie kinderboeken, die over Kikker en Pad van Arnold Lobel, is Kikker ook de vrolijkerd, terwijl zijn vriend Pad neigt tot somberheid. Ook dat is niet verbazingwekkend. Ik vind af en toe een pad in het waterleidingputje of andere donkere, ongezellige plekken. In huis heb ik er eens eentje onder een kastje gevonden, en gezien de enorme stofpluizen die aan hem kleefden zat hij daar al behoorlijk lang. (Onder kastjes moet je niet te vaak stofzuigen). Hij leefde nog, hij zat er gewoon al een paar maanden te filosoferen. Zijn uiterlijk heeft hij - ook zonder stof - niet mee. Vandaar waarschijnlijk dat hij in sprookjes meestal in vieze brouwsels van valse toverheksen verdwijnt.

In de Franse versie van het welbekende sprookje van de prinses met haar gouden bal die een kikker moet kussen, is de kikker geen kikker, maar een pad. Vermoedelijk omdat het la grenouille is en le crapaud, en men het problematisch vond die kikker halverwege zijn metamorfose ook nog eens van geslacht te laten veranderen, of die ene prinses met een andere prinses te laten trouwen. Franse sprookjes eindigen bovendien niet met « en ze leefden nog lang en gelukkig », maar met « et ils eurent beaucoup d'enfants », en twee prinsessen kunnen natuurlijk een hoop kinderen op de wereld zetten, maar niet helemaal alleen met zijn tweetjes. Dus daar lag toch een glansrol voor de pad.

NB
Ook deze foto is van Han van Leeuwen. Merci, Han!