maandag 23 maart 2009

rendez-vous raté


Lyon heeft een gigantisch plein, place Bellecour heet het. Er staat een standbeeld van Louis XIV. Toen ik in Lyon woonde was dat dé plek om af te spreken, of om te blijven hangen als de café’s dicht waren, of het geld op. Zo’n plek is het nog steeds.

Onlangs schoot me te binnen dat we ooit hadden afgesproken elkaar daar over 25 jaar weer te treffen. Dat moet in de vroege zomer van 1981 zijn geweest, die afspraak. Ik heb het niet opgeschreven; blijkbaar dacht ik dat ik die afspraak, inclusief datum en tijd, nooit zou vergeten. Zoals ik dacht dat ik helemaal niks zou vergeten.
Helaas. Dat weerzien in 2006 heb ik gemist.

Ik vraag me af of er iemand bij Louis XIV heeft gezeten, zomer 2006. En wie. Samir, de Lybiër met blonde krullen en blauwe ogen? Nasr uit Irak? Nasser uit Egypte? Matthieu, een van onze weinige Franse vrienden? Patrick de Ier, de Zweedse Marita, de Palestijn Machmoud, William uit Tennessee… En hoe heette die leuke Portugese toch ook weer?

Ik ben een aantal Lyonese vrienden blijven zien. De rest zit nog her en der in een herinnering. Ik geloof dat ik ze gewoon daar laat zitten, vrolijk en jong en vol plannen.
Natuurlijk is het ze allemaal goed gegaan.

woensdag 18 maart 2009

Verloren voetstappen


In Lyon staat een prachtig stationsgebouw, la gare des Brotteaux, zo’n typisch stationsgebouw uit het begin van de 20e eeuw. Vroeger vertrokken hier de treinen naar Parijs en naar Marseille, later de treinen richting Genève. In 1983 werd het gesloten, de moderne stations van Part Dieu en Perrache (die wellicht over 100 jaar ook mooi worden gevonden, maar nu behoorlijk lelijk) namen het over.
Van Brotteaux is de façade over en de Salle des pas perdus. Een prachtige term vind ik dat, de zaal van de verloren voetstappen. In het Nederlands heet dat stationshal.

Toen ik in Lyon woonde was deze buurt een beetje smoezelig. Daar hou ik wel van. Af en toe dronk ik koffie in het even smoezelige café tegenover het station. Nu is de hele buurt opgeknapt, in het station zit een chique veilinghuis, en een brasserie van Lyons beroemdste kok, Paul Bocuse. Met daartussen wat verloren voetstappen; misschien ook een paar van mij.

dinsdag 17 maart 2009

Lyon


Lang geleden, in 1980–‘81, was ik jeune fille au pair in Lyon. Ik was nooit eerder in die stad geweest. Ik kende alleen de kleurige huizen die je langs de rivier zag staan als je eindelijk die ene tunnel door, en van de files af was, op weg naar het échte zuiden. De meeste mensen hadden iets tegen Lyon vanwege die tunnel; ik viel er juist voor dóór die tunnel. Bovendien lag Parijs te veel voor de hand. Nooit spijt gehad van die keuze.

Ik had de zorg voor vier en al spoedig vijf kindertjes, waarvan de oudste nog geen zeven jaar was toen ik begon. De familie – monsieur was bankdirecteur, madame barones – was erg katholiek. Na mijn tijd zijn er nog drie kinderen geboren. Ze bewoonden een enorm appartement bij het Parc de la tête d’or en men hield zich keurig aan de au pair regels. Het allerbeste van alles was dat ik een eigen chambre de bonne had, vijf etages hoger dan mijn familie. Ik was voor het eerst zelfstandig, sloot vriendschappen voor het leven, wandelde door een prachtige stad en voelde me gelukkig.

In de jaren ‘80 ging ik nog wel eens terug, daarna kwam ik niet eens meer door die tunnel, want de autoroute loopt tegenwoordig met een grote boog om Lyon heen. Afgelopen weekend was ik er weer, voor het eerst sinds 20 jaar, voor het eerst met echtgenoot en voor het eerst met een reisgids in de hand. Het was geweldig. Ik vind Lyon nog steeds, of opnieuw, een prachtige stad. Er zijn wat gebouwen bijgekomen, andere zijn opgeknapt, net als de oevers van de Rhône (die van de Saône komen binnenkort aan de beurt), de metrolijnen zijn langer geworden en er is nu zelfs een tram, en een soort witte fietsenplan dat in Franse steden wél lijkt te werken.

Maar de kern is hetzelfde gebleven en het voelde wonderbaarlijk vertrouwd; vooral de kleuren en geuren. Af en toe kwam zelfs het gevoel van toen bovendrijven. Ik probeerde en probeer het te grijpen, maar het glipt steeds weg. Het gevoel van vrijheid, zelfstandigheid en avontuur vermoed ik. Ik heb het vaker gevoeld, maar de eerste keer blijft altijd het meest bijzonder.

woensdag 11 maart 2009

mimosa


Onze mimosa staat in bloei. In de Provence wordt mimosa vaak al tegen de kerst verkocht, maar hier duurt het wat langer. Gek genoeg staat er een meter 500 verderop ook een mimosa, die de onze altijd een week of twee voor is. Geen idee hoe dat komt.
Terwijl ik naar onze mimosa kijk, herinner ik me opeens dat je op de 8e maart (Internationale Vrouwendag, zoals iedereen weet) in de voormalige Sovjet Unie overal bosjes mimosa kon kopen. Dat schijnt tegenwoordig minder te zijn.
De 8e maart is in het huidige Rusand nog steeds een officiele feest- en vrije dag. Als vrouw wordt je te pas en te onpas gefeliciteerd en aan het eind van de dag zijn een hoop mannen, en sommige vrouwen, dronken. Maar dat gebeurt ook wel op andere dagen van het jaar.
Ik was de vrouwendag niet vergeten, maar die bosjes mimosa wel. Vreemd dat die bosjes toch al die tijd ergens in mijn hoofd opgeslagen hebben gelegen. Waarom ze vandaag opeens weer tevoorschijnkwamen - wederom heb ik geen idee.

zondag 8 maart 2009

Meester Marc


Marc was twee jaar lang de schoolmeester van zoon, en toen drie jaar van dochter. Een paar dorpen verderop gaf zijn vrouw les aan de middenbouw, en de kleuterklas zat weer in een ander dorp. Een RPI heet zoiets, een regroupement pédagogique intercommunal. Zo gaan de dorpsscholen wat minder snel verloren. Twee busjes verzorgen het ingewikkelde transport tussen de tien dorpen waar de leerlingen wonen, en de drie scholen.

Toen dochter naar collège ging, vertrok Marc naar een andere lagere school. Dat was toeval. Marc was toe aan collega’s binnen handbereik, in plaats van kilometers verderop. Ik was blij dat hij daar pas aan toe was toen mijn kinderen op de middelbare school zaten, want hij is een goede meester.

We zijn samen op wintersport geweest; Marc en ik. En twintig bovenbouwers. Marc kan geweldig skieën en verder hebben we ook weinig gemeen, maar ik mag ‘m graag. Als de kinderen druk waren zei hij zachtjes dat hij zen moest blijven. Dat lukte niet altijd. Het kostte hem daar in de bergen grote moeite rustig te blijven als een van de kinderen zijn handschoenen vergeten was, of eigenlijk nog naar de wc moest, als we eindelijk allemaal klaarstonden.

Zoon vertelde eens hoe de meester het gefrutsel van een leerlinge aan haar etui zo zat was, dat hij die etui met een ferme zwaai het raam uitgooide. Zoon was hier erg van onder de indruk. De leerlinge moest tijdens het speelkwartier haar pennen en potloden uit het struikgewas vissen. De gum heeft ze nooit teruggevonden.

Even vroeg ik me af of ik me wellicht zorgen moest maken over Marcs gebrek aan zelfbeheersing. Zolang hij zich echter niet als een mannelijke juffrouw Bulstronk gedroeg (voor wie Roald Dahls Matilda niet kent: deze voormalige atlete draaide kinderen boven haar hoofd rond en wierp ze dan de speelplaats af), vond ik het wel gaan.
Ook een verstandige meester is niets menselijks vreemd.

dinsdag 3 maart 2009

Noir et Blanc

Een tijdje terug waren we op een muziekavond. Ik dacht, laat ik dat maar opschrijven want sommige mensen denken dat ik op het Franse platteland volledig verstoken ben van elke vorm van cultuur. Maar nee hoor, ik ga niet alleen regelmatig naar de film, ik ga zelfs naar concerten.

Deze keer gingen we naar een duo dat zich Noir et Blanc noemt en dus piano speelt. Ze speelden die avond in hun eigen huis in een piepklein dorpje, waar verder alleen een kapelletje en een groot internaat staan. Die avond stond muziek van Fauré, Ravel en Brahms op het programma en een maaltijd, want ook eten is ook een cultureel en artistiek gebeuren, in ieder geval in de Gers.

Omdat ik het niet altijd even makkelijk vind mijn gedachten bij muziek te houden en ik bovendien naast een behoorlijk hete verwarming zat, mijmerde ik een beetje over het publiek, dat voor ongeveer 1/3 uit buitenlanders – voornamelijk Engelsen – bestond. Het was me voor aanvang van het concert opgevallen dat de buitenlanders elkaar (tenzij ze al bekenden waren) onopvallend en volledig ontweken.
Vooral Nederlanders zijn daar sterk in. We lopen niet zo gauw naar iemand toe, louter en alleen omdat die toevallig ook een Nederlander, of een niet-fransoos is. Stel je voor zeg. We redden ons prima zonder. Misschien hebben we een hoog inburgeringsverlangen, maar het kan natuurlijk ook arrogantie zijn, verlegenheid, of afkeer.

Ondertussen is het soms erg aangenaam onder andere Nederlanders te verkeren, vanwege iets dat ik voor het gemak het pindakaaseffect noem. Pindakaas kan desgewenst vervangen worden door verse haring, drop, Swiebertje, het Jeugdjournaal, André Hazes, de Volkskrant enzovoort: de gedeelde achtergrond, en de gedeelde cultuur in de breedste zin des woords. Maar op de avond van Noir et Blanc hoefde er niks gedeeld te worden. Misschien wilden we allemaal even laten zien cultureel bezig te zijn, of leuk ingeburgerd.
De verwarming weerhield me ervan tot diepzinniger conclusies te komen.