zondag 17 februari 2008

diepvries

Mijn dorp heeft niet zoveel. We hebben geen kroeg, winkel of school meer, en een kasteel of andere toeristische bezienswaardigheid is er nooit geweest. We hebben natuurlijk wel een Mairie, een Salle de Fêtes en maar liefst drie kerkjes. En een telefooncel, een glasbak, een boulodrôme en een gemeenschappelijke diepvries.

Vroeger waren er zelfs twee gemeenschappelijke diepvriezen. Eentje boven, op de heuvel. En eentje beneden. Die beneden staat er nog. Een klein gebouwtje met daarin allemaal deuren. Iedereen uit de buurt kon een kastje huren. Dat was na de oorlog, toen heel Amerika al een diepvries in huis had. Toen je hier geen worsten en hammen meer aan het plafond hing. Toen de electriciteit tot het dorp was gekomen, maar nog niet tot alle huizen. Toen je nog met de hele buurt een varken slachtte en al die hompen ergens kwijt moest.

Het is allemaal nog niet zo lang geleden. De electriciteit kwam hier in de jaren ’50, de eerste telefoon in de jaren ’60 en er was grote opwinding toen een dorpeling begin jaren ’70 een echte douche liet installeren. Iedereen ging er naar kijken.

De diepvries doet het niet meer. Hij is overbodig, want iedereen heeft zijn eigen diepvries. Net als iedereen een eigen inpandig toilet heeft, een badkamer en een telefoonaansluiting. We kunnen allemaal ongeremd internetten, al is dat laatste nog niet extreem wijdverbreid.

De diepvries wordt binnenkort afgebroken.
Het wachten is nu op het verdwijnen van de telefooncel.